CD
Supra Perceptronic Dimensions
Angel Eyes Silent Friend Dance of Death Secret Spring (2 of 3) Embrace Feature Bruegel revisited A Winter Story Soul Train Another DimensionSupra Perceptronic Space
Zoals toen Two worlds coinciding Oog van de passie Wachter Geconserveerde liefde Hallucinatie Cross-roads Partners Gesloten ogen Geen afscheidSupra Perceptronic Enticement
Hoezo vreemd ? Lokroep Maan Achterbuurt Zonder Eiffeltoren Wezenlijk Schelp Sneeuwland Beeldspiegel Geen dichterSupra Perceptronic city
Verloren stadAchterbuurt
× Nachtelijk,
onder een uitgezaaide
sterrennevel,
gehuld
in onaanzienlijkheid,
de achterbuurt.
De straten lijken
verdwaald,
vergeten
en verloren haast.
Half vervallen portalen,
stil en duister,
spieden er heftig
naar sporen
van geluk.
Hersenspinsels,
gesponnen
uit diep gerijpte schaduwen,
worden er onthaald
door blaffende honden.
Lichtjes,
warmte
en vanuit groezelige kroegjes,
klaterend lachen:
ha ha ha !
Stilte...
‘Bonsoir monsieur! Entrez!’
‘Non, merçi.
Pas maintenant.’
Go-go girls flitsen
rood en blauw.
Auto’s razen voorbij,
de kasseien zinderen,
ze voeren
de gedachten mee ...
Schichtig
worden gordijnen
gesloten.
Heimelijk lampen ontloken.
Wees nu maar rustig.
Wees jezelf.
Een vreemde passeert...
en groet...
© Paul van Dessel
Hoezo vreemd ?
×Zijn de verschijningen
ons vreemd,
zijn wij vreemd aan hen ?
Voortgekomen uit
het natuurlijke
en het culturele
zijn we er toch deel van,
vertrouwd mee.
Of niet ?
Of ... niet altijd ?
Vervreemding verstomt,
roept vragen op.
Dat is des mensen
want ... mens ... dat wordt je,
een stukje goddelijkheid
op aarde geworpen.
Een schreeuw naar
ontwaken,
naar zelfstandige
ontplooiing,
uit verwondering.
Net zoals de Toekan
die met opengevallen bek
de kop in alle richtingen draait
bij het allereerste aanschouwen
van de jungle.
Bewondering uit angst
voor de vertrouwde
toch zo vreemde wereld.
Eénwording
van de ontdekking
en de herkenning
door het geënt zijn
op het binnenste
van het wezen.
Toename van de liefde
voor de wereld
waardoor het latere afscheid
lichter wordt ...
© Paul Van Dessel
Wezenlijk
×Oprechte daden
stel je
vanuit het centrum
van je lichaam.
Niet vanuit
de buik,
daar laait
de seksualiteit.
Niet vanuit
het hart,
want daar schuilt
de emotie.
En ook niet vanuit
de hersenen,
want daar heerst
het verstand.
Deze centrum
ligt genesteld
bij de longen
waar het de
levensadem ontvangt
waardoor het
seksualiteit,
emotie
en verstand,
die afzonderlijk
tot verderf leiden,
bindt tot
een totale beleving.
Als deze laatsten
als één
flexibel geheel
het wezenlijke raken
zonder het binnen te dringen,
alsook dat van de anderen,
wordt er,
zonder opheffing
van het eigen zijn,
leven verwekt.
© Paul Van Dessel
Lokroep
×Een donkere
spitse gestalte
tegen een zwangere
winterse namiddaglucht.
Vogels
in en cirkelvlucht,
oneindig
om de toren.
In de kamer
hemelse gezangen
en een tekening
vol verlangen.
Plots !
Lichte sneeuwval,
clair-obscure.
Waarom ik
naar buiten tuur ?
Ik werd geroepen
en met reden.
Een versnipperde
boodschap
valt in dikke
witte vlokken
naar beneden
en bereidt
de stilte voor.
Een gevleugelde
gedachte
verschijnt
bij het raam,
klaar
mij aan te spreken.
En de vogels ... ?
Die zijn eerbiedig
geweken ...
© Paul Van Dessel
Maan
×Golven
van een bruine
waterige brij
klotsen
tegen een kade
van kunstmatig licht.
Een schip verglijdt
in de nacht
bij het lonken
van de Maan.
Haast onwerkelijk
deze vredige
vanzelfsprekendheid !
Is dit verbeelding of
het warme herfstweer ?
Een intensiteit
zo subliem en
al even onbestemd
als het bruine water,
badend in kunst-
en maanlicht.
De hemel met zijn
marmeren wolken
lijkt wel
één grote omhelzing
van zwoele geborgenheid.
Getuig ons Maan
van de ware toedracht want
wat is er nu mooier dan
de stilte,
de traagheid,
de rust
en de dingen onberoerd laten ?
Vormen zij niet
de tempel der Schoonheid,
een poort
naar een hoger Zijn ?
© Paul Van Dessel
Schelp
×Begrenzend omhulsel.
Met de oneindige diepte
van je binnenkant.
Met je oneindig
gerichte uitsteeksels.
Je onderscheidt jezelf.
je neemt je plaats
in de wereld
maar verwijst tevens
naar elders.
Alle grenzen verwijzen
naar elders
want grenzen kan je
oversteken,
grenzen kan
je verplaatsen.
Naar de ovenwereld,
de tussenwereld,
de onderwereld.
Onuitputtelijke bronnen
van tijd,
energie en ruimte.
Alles zet zich verder.
alles is beweging
en stilstand ...
tegelijkertijd.
© Paul Van Dessel
Sneeuwland
×Platgetreden paden
tussen sneeuw
door honden,
niet gebonden,
onverdroten
ontsprongen
op zoek
naar ...
leven.
Platgetreden paden,
veilige wegen
tussen sneeuw,
door soortgenoten
voorzichtig
voorgegaan
op zoek
naar ...
een veilig bestaan.
Platgetreden paden,
nog platter dan
voorheen
,
door vogels
ontvlucht
in de koude lucht
op zoek
naar ...
een veilig nest.
Platgetreden paden
door enkelingen
doorbroken,
een mozaïek
van voetstappen
in de sneeuw,
aarzelende wegen
naar ...
nieuwe horizonten !
© Paul Van Dessel
Zonder Eiffel toren
×Afscheid genomen
van Monet bij de Nymphéas
en wat later van Marie Laurencin
in haar kamer waar
zij met scherpe en behoedzame blik
nog steeds haar eenzaam verlangen
naar tederheid tracht te beschermen.
Hij gaat verder, de dichte nevel
tegemoet.
Een zware nevel over Parijs
met haar Seine en de daarnaast
uitdijende vlakten
en gezwollen architectuur maar ...
zonder Eiffel toren.
Ergens op de grond liggen
verdorde herfstbladeren
met daarop kriskras verspreid,
groene stoeltjes,
verdwaasd en vereenzaamd,
haast ontredderd
wachtend op een afwezig publiek.
In de verte huppelen gouden paardjes
met ruiter.
Er spuit water uit een vergulde bokaal.
Er is nog hoop.
Hij bevindt zich tussen ver verwijderd
theatraal vertoon van autoverkeer,
doelloze wandelaars
en joggers die met hun borst
een muur van bezwaren
trachten voort te duwen.
Naast hem een kus
in eeuwige bronzen omhelzing.
Rodin!
Hij is dus toch niet alleen.
Vanaf de grens tussen verstilling
en energieke drukte, waar
stenen leeuwen de oneindigheid
trachten te bewaren,
begeeft hij zich langs een eindig pad,
onder bedwelming van motorgeluiden,
loeiende sirenes, gaslucht
en gestuurde mensenmassa’s
naar alweer een volgend museum
dat oplost in de mistige afwezigheid
van plaats en tijd ...
© Paul Van Dessel
Beeldspiegel
×Kijken
naar het beeld
Ontwaren...
in het beeld
de natuur
In- en uit gaan
langs de lijn
van het zijn
en zijn beeltenis
langs de grens
tussen verinnerlijking
en veruiterlijking
Blikken
via de neutrale wachter
uit een tijdloze dimensie
het beeld in
en weer uit
Wat hier is is daar
wat daar is is hier
het beeld
is de natuur
de natuur
het beeld
de grens...
de spiegel
Een poort
die naar binnen trekt
wat buiten is
naar buiten trekt
wat binnen is
Schommelen
onstuitbaar
in en uit
in en uit
natuur en cultuur
verbonden
in een ongrijpbaar
contemplatief
kerngebied.
© Paul Van Dessel
Geen dichter
×Geen dichter
ben je
als je de taal
in alle openheid
etaleert
Te recht aan
te recht uitv
te onbehouwen
om de fantasie
te bevangen
Woorden
kraken
in nuchtere
patronen
van denkbeelden
en gevoelens
Pakkend
dat wel
als frasen
opdoemen
uit het gesternte
en binnenstromen
in je ongefilterd
brein
dat hunkert
naar directheid
naar een waarheid
zonder al te veel
franje
die naar de keel
tracht te grijpen
Geen dichter
ben je
als je de taal
voor zich
spreken laat
en je
de woorden
ontdoet
van het omhulsel
dat ze
al eeuwen
gevangen houdt.
© Paul Van Dessel
Zoals toen
×Elke dag
een verkregen gunst
om te leven
maar ook
een verkregen uitstel
tot sterven.
De horizon
der dood
komt nader,
steeds meer.
Hij lijkt eerst
een verre vriend,
dan een compagnon
tot je met hem
één wordt.
Je radius krimpt,
eerst ongemerkt
dan opvallender.
Tot je zitten blijft,
aangezogen,
oog in oog
met jouw dood,
niet die van een ander,
die van jou ...
de jouwe !
Je zet deze
gedwongen stap
in eenzaamheid
zoals je er al vele
hebt gezet,
alleen,
om het nieuwe
tegemoet te gaan.
Je oude karkas
heeft afgedaan.
Je hebt het nog een tijd
kunnen oplappen
maar alle reserves
zijn ondertussen uitgeput.
Je bent
nu eenmaal mens,
sterfelijk dus,
afhankelijk.
En aanvaarden
zal je !
Ook al is het
op het allerlaatste moment
want misschien is het juist dan
dat alles weer duidelijk wordt
en evident,
net zoals toen, bij je geboorte ...
© Paul Van Dessel
Angel Eyes
×She floats
on waves of light
and knits
with rays of platinum
a raft
so feathery
that it carries her through an ocean
of endless improvidence
She rows
with enchanted forces
to chasms
where wings lift her
to unprecedented heights where spirits
playfully embrace
and let go of her.
She drifts
beyond thoughts
of countless ancestors she never knew before but defiantly
she sees everything flowing together
from a base chord
so genial
that she blooms open at its fullest
She radiates
from her eyes
a fire so powerful
that all evil perishes
in her face
and all goodness is lifted up to invincibility
She radiates
from eyes
wherein I want to sink so deeply...
and find myself
in the endlessness
of her fertility
in the bliss
of effortlessly creating with this Muse
as a vehicle
through a land
of white ...
© Paul Van Dessel
Silent friend
×In a lawn of sensory stimuli
a stone man stares at his destination.
Caught by an alien silence
he goes after the future
while the present is escaping him.
He does not breathe,
nor has he an eye for color.
He is completely indifferent
to every weather change,
to every game of hide and seek.
On his head two flyes are making love,
so it seems anyway.
A photographer gives him digital eternity
while nearby a father tries to teach
his daughter the wonders of nature.
All this does not seem to bother him,
like itʼs going right past him.
That heʻs gradually being overgrown
with lush greenery does not disturb him at all.
Whether all this is only a pose
during the day
and that he might be coming out of the ground
and coming to life at night,
with a fishtale
to make his icy body juices flow
in the adjoining pond
at a nightly party with invisible spirits,
is merely a question.
A young pastor glistens by,
he has no message to this stubborn soul
who prefers to dig himself in
and only feeds on thoughts
that he makes up himself
and who for children is only
'Hello mister' climbing gear
or a silent friend to be on the picture with.
In a curdled philosophy
he tries to capture life
because itʼ s essence may not escape him.
But all he sees before him is his self-image
that invisibly ages in time,
thus sinking in cascade
in his botanical environment.
First to the loins, then to the neck
and so on
until he merges into a totaly unnoticed absence ...
© Paul Van Dessel
Dance of Death
×That chilly night
of emaciated lust.
Spontaneously,
that silent scream
that no eye can see,
nor any ear can hear.
Mortification hides in your eyes,
it scorches the being that I am
and want to become.
I feel about with my hands
in the hollowness of your darkness
that fills me with illusion.
My passion melts like lava in the pores
of your degenaration.
You smashed the moonlight into pieces
when I was blinded by your appearance.
Her shards burn tunnels of destruction
in my reckless emotional surrender.
The closer you get
the more your icy cold burns me.
You havenʼt even achieved the fullness
of your powers to let them dance
to the rhythm of madness,
a dance of death.
In your uterus necks the cells celebrate
a feast of complacency.
Your heart crawls on a bed of wrath
and plunges me into the catacombs of hell.
With no land I try to find my way back,
without direction I try to regain my balance.
I lost my laughter.
Unbound from my fantasms
I try to silence myself
while spitting out
your perverse saliva.
Left alone I am chained,
that is the imperative,
now that only distant voices lure me back.
From an infinite silence I can hear them again.
They dance and dance and dance,
another dance, on a different rhythm.
To hear them is to recognize them,
is to ... acknowledge them.
To acknowledge them is to welcome them
with an animal like screaming
because of the joy that returned.
Softly they caress the wounds,
get me out of the weathered craters of your lap.
How far can you dance the dance of death ?
© Paul Van Dessel
Secret Spring
(part 2 of a triptich)
×
Suddenly
spring grows numb,
as if she’s being forced
from higher up
into rearanging her plans.
Blown off flakes of wood,
stiffend
on a reflected immage of water,
spasmodically retain their choreography,
the pond holds his chilly breath.
Birds fly nervously about
while a crow ventures a prophetic tale
sounding as false as can be.
All energy is now compressed
and the earth sets out.
Every fibre in her body widens
to gulp the Holy Potion.
There’s no human soul around,
at least so it seems, cause
from behind a struck dumb window
there is a lonely human spying,
seized by a feeling of reunion,
the expectations highly pitched.
However, all that is incomprehensible
is now silenced,
doesn’t recognise itself anylonger.
Nothing is yet what it seems
and about the future not a single word.
Surprising footsteps all of a sudden
squeack upon the gravel,
their noise swells into ignorance,
disturbing this crown land of the senses.
A mutual salutation
seduces the upper attention
till, unexpectedly, the sunlight betrays itself
by taking out a shy pencil of rays to,
melancholy yet grossly,
outline his visionairy dream
upon the window
which has already been abandoned
by the lonely human ...
© Paul Van Dessel
Embrace
×Thereʼs no permanent peace in nature.
Throw those I-phones and PCs in the corner
and pull out.
How long do you think you can stay in the mountains,
or in the woods or by the sea ?
You will be grabbed by the throat,
your peace will be undone.
Those who become rigid will pine away.
You will sink into a grimly world of murders.
She knows no pity, this beautiful appearance.
On the loose she goes berserk
and will always have the last word.
Throw it on an agreement with her,
there is no alternative. Recognize her power.
She also exsists in you, so ... you better love her,
but do not forget her rules and laws
or you will perish along.
She is your joy and your suffering.
Makes you drunk by frenziedness,
makes you drunk by desperation.
She will only listen to you
if she deems you worthy
while persuing her will.
Give her what she needs, what she longs for,
what she craves. Control and meaning.
Be the captain, the forester, the mountaineer.
But do not try to change her character,
it will destroy you and lead you to nothing.
Orphaned, she will stay behind and exist in herself
but she will maintain all the same.
Sheʼll turn you into an human being
only if you show respect. Do not condemn her,
she knows no responsibility, only her own identity.
She wastes herself on a regular basis to be reborn
in the paradise of killing, repressing and conspiring.
That is the inexorable symphony that
has been composed for her.
Embrace her but not for too long
because venomously you will be stung
and that is only the least of dangers.
And if you want to deprive her of her selfishness,
if you have to offer her something sensible,
then honor her self-awareness and
she will in turn follow you willingly
to rise to a higher consciousness with you ...
© Paul Van Dessel
Feature
×Belonging to eternity
in nature’s temple,
aging doesn’t seem to catch up on him.
It’ s his infallible will
to preserve his childhood innocense.
A pure existense
is what he is striving after.
Being freed from the pollution that
has already ruined so many of us.
But deep within he knows :
all by himself he is unable.
Thus, as a master of fire,
he has created in bronze
two oblong and narrow windinstruments,
keeping them between his curved lips
and chubby cheeks,
incessantly pointing them
towards the heavens.
Though his head may seem unfull-grown
and his body insignificant and lowly,
his chest, as a feature of sincerity,
along with his desire, appears gigantic.
Therefore, listen very closely ...
try and find the enticing voice of his soul ...
it’s a long-drawn, sustained pastoral tone.
This young person’s bronze body
twists and turns,
adapts dexterously to a somewhat
surprisingly prismatic figure.
Handsomely squatting,
in position on a triangular socle,
he cheerfully peers round about
with a square glance, totaly infatuated.
And ignorant, as he is,
to where he might find happiness,
you can hear him think ...
‘With this sound I’ll surely manage.’
So, his torso constantly functions as a radar.
The environment coincides.
The trees and the sky, the grasses and
the shrubs and all it’s denizens.
With faith and patience, they listen while
enjoying his attention.
But attention also comes to him
when looked at or photographed.
In many computerfiles his image thrones,
his spirit remaining immune and unassailable.
Some even adress or touch him.
Yet who confronts him ?
Maybe now’s the time to descend the socle
and to put the flutes at rest.
Maybe then things will start changing
to end his quest, to finally become real.
I’d approve without any doubt
but then again would overmuch miss him
here in the park ...
and above all his artistic presence ...
© Paul Van Dessel
Bruegel Revisited
×They are streamlined in an introverted
collectively orchestrated concourse.
With uniforms on as if to depict illusions
of security and equality.
Virtually connected with each other
through a cleverly conceived 'virtual reality casque'
that makes even the winged Hermes blink an eye
or through a wire or any other inventive
wirelessly controlled system that has
become to them a safe-in-the-herd surrogate.
Carrying along and pushing away one another,
they stumble however over reality, out of selfishness,
trampling life and its symbols.
"How to get out of here ?"
Someone gestures in the thin
and sees a dog appear in this twilight zone,
a disguised god warning, inclined to intervene.
Nature goes into protest and the world becomes
an absurdist, dilapidated theater.
Her roof collapses and hangs desperately against
the disordered earth,
a technological spiderweb as it is in which people
eventually will become entangled.
Helplessly they now extend their arms to a nearby
that is however still vague and unprecedented familiar,
wanting to return to the essence of their existence
as obscured newly borns disturbed in their divinity.
'The higher the need, the nearer the salvation.'
as the sages say.
When one goes through hopelessness
caused by faith in his own fabrications, one will,
sooner or later, be forced to put an eye on it.
to disentangle its fiction.
Because now independent input is needed,
creativity required !
Only the essential resources will be provided.
Means that were always present
but were denied all of the time
out of blindness to life and their ownself.
Ultimately, after yet another hell journey
and alluding to their gifts and solidarity,
these means reappear ... in the unshakable light
that they had so carefully concealed
because it was too confrontational.
Now it is up to themselves again
to re-record that all-important thread !
© Paul Van Dessel
A Winter Story
×Misty the tight seascape cherishes
your inner world.
You just walked across the dike,
feeling slightly down,
secretly enjoying the grace of being here.
But soon the torment disappeares.
Returning to the elements
you are open again to the purifying winter wind;
a salty taste is now put on your lips,
the power of minerals.
From a steel frame that refers
to the religious metaphor painting
of the 15th century Van Eyck brothers
symbolising Christ as a lamb,
an exemplary believer,
the invisible "Lamb of God",
stares from the beach and says
in an incalculable sound
that it is good that you came,
irresistibly absorbed as you are
to the heart of nature.
A 'Grand Café' in a former palace
that masks and displays simultaneously
a glorious yet dubious past
lures you inside
under the insistence of the cold
for a safe sight at sea ...
for a direct confrontation with the steel frame.
Someone in a white waiters coat,
with black and gold embroidered epaulettes,
harmoniously contrasting with the gray interior,
takes your order : a drink of which
you hope it will warm you.
Here one keeps to the surface however,
here everything has itʼs price but that
you already knew the moment you stepped in.
A bit further up sits a gentleman,
immersed in some magazine,
a 'lait Russe' within reach.
You do not ask him questions
but you act just like him.
Being yourself among the others,
to commit and muse yourself,
to bring everything back into balance.
Each has his own balance
and his own resources for it.
An old, somewhat shadowy man
suddenly appears in front of the window.
It seems as if his appearance frightens
the room palms, but perhaps
it is just the memory of cold
that he evokes in you.
You wonder now where his thoughts lead him to,
although this doesnʼt matter
in this sheltered environment.
The question being more fascinating than the answer
in a timeless framework
where fantasy claims its full rights.
And so The "Lamb of God" demands attention again
by spreading a silky soft, enigmatic light
over the tavern furniture from a distant mystique
to emphasize that it is good though that you came ...
© Paul Van Dessel
Soul Train
×On the way to the core,
images are sliding down.
On the way to that one image
every distance follows the previous one.
You go static
on the road where you are,
on the way to where you were already.
An illusion that canʼt be grasped
and canʼt be reached,
which repeatedly loosens sensations,
which escapes time and time again,
which always lifts up
every kind of movement.
Matter splashes against your brain
but the security remains.
Faster, slower, faster, slower ...
Space is split, fate torn open.
The path remains faithful.
Staring at the far corners of existence,
at the unexplored tracks,
death is on your heels.
It does not matter which track.
Who or what is in motion,
is in or out of balance?
You canʼt escape from life.
The road is solid, destiny is sealed.
The blood rhythmically flows
through your impulses,
catches up your soul,
engulfs the course with lust
and diagonal sounds
larder your being
with the wildest fantasies.
There is no escape from
the driving force
that nestles in your deepest depth.
Until your stop is reached
and the time has come
to rise from your physicality,
to enter this bright station
in dazzle.
© Paul Van Dessel
Another Dimension
×'The singing water', an accompanying sign says.
It goes with a poem that gloryfies
this pumped up water
that rattles down along an imposed road
to make believe that all is eternal ...
In addition to improvised rocks,
thereʼs a wintering Bonsai,
and a pool, fringed with lead,
in which the late winter sun
shows her reflection,
as if to indicate that sheʻs far from dismissed
and, in exchange for the obtained favor
to be allowed to appear again,
encourages the fish present
with her last rays of the day.
The fish, petrified statues in this icy pool,
stare at the water that flows them from the rocks
and overwhelms them with oxygen and hope.
Hope for a lasting future.
Although ? Do fish have a sense of evolution ?
Can fish muse about their own existence ?
Now that they have so little space to do anything else ?
Or are they so wise and accomplished
that they have to be fish only, in the here and now ?
To appear, in their turn, instructively,
in a distant and humble mirror,
to careless walkers.
In an ornamental garden where they
traditionally have been part
of the human world.
Maybe they inhabit another dimension
where no human has ever come.
Not even a black bird with an eye for food
in this withered garden ...
Promptly he awakes from his projection,
away from this microcosm,
and he sees, in the near background,
the city and its inhabitants rising up again ...
© Paul Van Dessel
Two worlds coinciding
×Ons eigen bestaan en dat van de omringende wereld.
ʻTwo figures reclining on a Calder base.ʼ
Een hemelblauw blauw beeld.
Twee verwrongen menselijke gedaanten
streven getormenteerd naar individuele expansie.
Binnen een abstractie steunend en kreunend
op een kern die hen in vertrouwen verbindt
met een strak ingetogen stalen voetstuk
dat onwrikbaar schraagt op een grasgroene aarde
Ondanks de kwelling
die de figuren oproepen straalt
het geheel rust uit,
iets positief,
omdat de maker en zijn toeschouwers
van op een afstand kijken
waardoor de relativiteit leidt tot schoonheid.
Er wordt klaarte geschonken
aan onklare vormen
die keren en wentelen
en zich onophoudelijk boetseren
tot gestalten die, in weerwil van zichzelf,
zich steeds weer loslaten voor iets anders,
iets nieuws ;
net niet binnenste buiten gekeerd
doch immer terugvallend op wetmatigheden.
Ondersteund, bewust zij het onbewust,
door een evolutionaire kracht
die ruimte laat voor creativiteit,
zelfstandigheid en verantwoording.
Er zitten ook vragen in vervat.
De vraag naar identiteit, naar plaats en zin.
Tezelfdertijd lijkt het dan weer of niets er toe doet.
Zolang er beweging is binnen een aards gegeven
is er hoop, is er bevrediging.
Er is geen andere keuze dan mee te gaan
in deze centrifugale stroom,
in deze extatische en paranoïde zoektocht
waarin men zichzelf dreigt te verliezen
telkens men weer tot de essentie komt.
Er is geen andere keuze dan er van te houden
als van een azuurblauw blauwe zee ...
© Paul Van Dessel
Oog van de passie
×Als door het oog van de naald
poog je te kruipen
door het brandend oog
dat je vanuit de tijdloosheid aanstaart,
om te achterhalen
wat er schuilt
daar waar je fysiek niet komen kunt.
Een vurige zonnegod die verblindt
als je hem te lang aankijkt
en beheerst gebiedt
hem langs een andere weg te benaderen.
De afstand die er eigenlijk niet is
en verbindt wat één is,
over een zee van tijd heen,
prikkelt je zinnen
en je niet aflatende hunkering naar
het willen opgaan in alles
en het tegelijk vinden van zichzelf.
Een wederzijds gluren,
een schromelijk doorgronden van mekaar
terwijl de golven als engelenhaar, zinnelijk diep
in en uit ademend op je ziel,
aantrekken en afstoten,
je, opzwellend, inslikken,
je, ontzwellend, weer uitspugen.
Een niet aflatende beweging
tot het punt
waar je halt houden moet
om plaats te maken
voor geloof en vertrouwen ...
of voor nieuwsgierigheid en achterdocht.
Althans, zolang je gefocust blijft,
zolang je in het leven bent ...
hier op dit verlaten strand
waar je huid
verzinkt in het zilte zand
en haar avondlijke kilte zich mengt
met je gepassioneerd verlangen
naar eeuwige warmte en vervulling
om de volheid en de leegte
te leren proeven ...
om de eenzaamheid
en de gemeenzaamheid
te leren trotseren ...
© Paul Van Dessel
Wachter
×Tranen van kwelling drenken
de ziel in hopeloosheid.
Zonnenaalden
graveren ze in de heilige steen
van dooraderd marmeren leed
en verdampen ze
in een loei zware hemel
die ze genadeloos verteert.
Een onbegrepen taal is het
op het altaar van de mensheid.
Uitgestoken handen,
die geven noch krijgen.
Lamenteren op een
overwoekerd pad langs
de onzichtbare scheidingslijn
van onbegrip en begrip.
van opgeven of doorgaan.
Drama heeft geen plaats
voor lof of mededogen.
Wie de onmacht verruilt
voor het waarachtige
zal zijn gelaat herwinnen.
Maar de kwelling is wijder
dan het universum
en lonkt als een hoer
in een nutteloos land
dat bevestiging zoekt.
Het duister is nu ingetreden
waar het licht week is,
de code onberekenbaar
en onbreekbaar.
Zonder vertrouwen
is het verweer radeloos
tegen de ontreddering
die haar klassieke overwinning
nakende ziet.
In een eeuwig magistraal
en theatraal gebaar
zitten de bittere gevoelens
gevangen en sporen ze vergeefs
zwarte gaten op in de tijd.
Nukkig en eigenzinnig.
Een verloren strijd.
Niemand die lacht,
de wachter verliest zijn geduld niet ...
© Paul Van Dessel
Geconserveerde liefde
×
Eerst was er enkel ik
De ruimte reflecteerde wie ik was
maar stilaan gaf ze haar geheimen prijs
en werd je er deel van
In de voren van mijn bastion
verschenen zoete voorwerpen
Herinneringen die je telkens achterliet
als je er zijn kon
Want altijd was je er niet
Dit gebood het noodlot
maar dat beseften we toen niet
Een parfum flesje dat zijn passie
langzaamaan verdampte in het ijle
werd symbool van intense eigenheid
Sensueel en toegewijd was je
In een schelp luisterde ik naar je afwezigheid
en begon ik mijn zoektocht
De herinneringen stapelden zich op
en werden geconserveerd
in betekenisloze spullen
Een laatste kaars die nooit
werd ontbloot en ontbrand
Een doos die voor altijd gesloten bleef
Een verbrijzelde eischaal die haar
dooier reeds aan de kunstschilder gegeven had
Een maquillage borstel om nooit
meer gebruikt te worden
Ik trachtte zin te geven
aan wat je sprakeloos vertegenwoordigde
en verhief het tot iconen van weemoed
en verlangen
Een lint dat vergeefs op een nieuw geschenk wachtte
Een zandloper die kantelde
en zo de tijd bevroor
Een kleine puntige maar evenzo verlaten schelp
Een geledigd glas dat vervaagde
achter een raster van gestolde schilderslijm
In hun eigen wereld bleven ze gevangen
Nooit ... nooit
versmolten ze echt met de ruimte
en toen was er in deze Mondriaanse matrix
weer nog enkel ik ...
© Paul Van Dessel
Hallucinatie (‘Enthauptung’)
×Het zijn wordt ontbloot
in strakke duisternis.
Een zilveren schijn
verlicht het nachtelijke vonnis.
Overmeesterend zijn
de donkere gevoelens
die spitten in de diepste krochten
van je labyrint.
Een fragiel moment
en een maansikkel,
scherp als een scalpel,
nadert genadeloos
je opgeheven hoofd.
dissectie tot het bot.
Het maansymbool staat reeds
genoteerd op je voorhoofd.
De waan van een weifelende geest.
Langzaam zakt het zwaard nader,
tergend.
In je ogen ligt angst bevroren,
geen voorwendsels meer.
De clown is ontmaskerd,
schminken helpt niet.
Het gewaad verworden tot een narrenpak.
Wat handen niet verbergen kunnen
en een opengesperde mond
niet verwoorden kan
ligt verscholen in de omkranste boezem.
Een eerste bloedstraal in de hals
onthult het vermeende verdict.
Verloren in de ingebeelde strijd
tracht de blik zich alsnog te minnen
in de vijver van de ander.
Onschuldig ben ik !
Onschuldig !!!
© Paul Van Dessel
Cross-roads
×Geornamenteerd is de lijst,
‘old school’, in ‘trompe l’œuil’.
Hij integreert in een gestold
doch niet hermetisch schilderij.
Een kunstenaar staat temidden een spiegel,
statig in aanslag voor de schildersezel.
Zijn canvas is alsnog maagdelijk.
Het is niet meteen duidelijk waar hij naar kijkt.
Maar misschien gaat het niet zozeer
om wat hij ziet maar om wat hij beleeft
in het mondaine interieur waarin
hij niet door toeval beland kan zijn.
HIJ bulkt van schalks verborgen intensiteit,
ZIJN blik gericht op een al dan niet vage toekomst.
Omgeven is hij door al even
vereenzaamde tafels en stoelen,
tussen lege muren ...
Een natuurlijk stilleven - een vaas met bloemen,
een kamerpalm en een kaars die wacht -
verwijst naar wat er niet is.
Een ongedekte tafel is dit leven
maar dat is buiten de kunstenaar gerekend.
Hij reflecteert zijn eigen dood,
die trouwe vertrouwde gezel,
in de spiegel achter hem
om zijn tijdelijkheid en broosheid
in de weegschaal te leggen,
een skelet verschijnt daarbij in parallelle werelden.
Zelfverzekerd en grijnzend kijkt het,
alsof het wil uitdagen.
Wat kan hij deze wereld bieden ?
Over de dood heen, over de tijd heen ?
Niet uit ijdelheid
maar om te bestendigen wat edel is en schoon.
Om te verbinden,
een priester gelijk haast.
Een gordijn gedrenkt in Ceruleum blauw,
dat, als een priesterkleed,
elk moment het symbolisch tafereel hullen kan
in geheimzinnigheid,
baart minzaam zijn intenties op
in haar plooiwerk en toont ze
slechts voorzichtig en nauwgezet.
In deze tussenzone, kruist alles mekaar.
Tijd en tijdloosheid, kijken en bekeken worden,
geluid en stilte, aan- en afwezigheid,
licht en donker, bewustzijn en onwetendheid ...
Het nulpunt waarin alles samenkomt
en van waaruit alles vertrekt.
Bron van creativiteit genageld op de kunstenaar,
bewaker van de cross-roads van het bestaan ...
© Paul Van Dessel
Partners
×Herboren in je dromen
vlei ik me in
je eeuwige vreugde
Verheven in de toren
van je vrouwelijk verlangen
Met hoofse pas
daal je af de trap
waarbij ik mijn opwachting maak
en we kijken mekaar aan
Zoveel betekenis
stolt in één oogaanblik
zoveel zinnenspeling
lonkt naar wat komen gaat
Avonturiers zijn we
over bergen en wilde zeeën
Lachen de uitbundigste lach
Versieren met woorden
decoreren met wijze raad
eren met het luisterend oor
Partners in liefdeszaken
is er geen twijfel over ons samenzijn
Achter elke aanraking
een minnend spel
planten we bloemen in de woestijn
Nooit los van mekaar
dartelen we vrij
geen morzel wantrouwen
geen druppel argwaan
De jaren
brengen verfijning
in onze levenslijn
ontbloten zijn hart
en we zijn verrast
We laten het rusten
in de wijdheid van onze boezem
horen
zijn gestaag kloppen en pompen
We voeden het
zonder besef
zonder haast
en zonder verplichting ...
© Paul Van Dessel
Gesloten ogen
×Geen verlangen,
geen zoektocht.
Reflecties van cultuur op een
natuurgroen geurend palet.
De zon op je gelaat.
Een vroege zwoele lentebries
die je rust in ademt,
je verankert op de plaats
waar je reeds bent.
Het kind is weergekeerd.
Op een blauwe steen zat het,
de hitte tegen de billen klevend.
Ver voorbij het zichtbare vond het,
reeds toen,
eenvoudig geluk.
Het geluk te mogen zijn,
onzichtbaar en onvindbaar
voor wat gemeen is.
Het sublieme is weergevonden
Niets heb ik meer nodig ...
Geen verzonnen perfectie
om na te streven,
geen ambities
en al het oppervlakkig gekabbel
daaruit voort komend.
Halt aan de oordelen,
vonnissen en straffen ...
De ware dialoog van aanvaarden
en verwonderd eren
is weergevonden.
Schoonheid,
als de puzzel geen puzzel meer is,
maakt deemoedig,
minzaam ...
De kleine kamer
is nu weer groot,
verbonden met
het grote huis,
verbonden
met het grote thuis.
Het grote kind,
weer klein,
kijkt met gesloten ogen.
Het kleine kind,
nu groot,
laat eindelijk zijn broosheid los ...
© Paul Van Dessel
Geen afscheid
×Hier heb je geleefd
ben je dood gegaan
je lichaam
een versleten huis
met beperkte garantie
van ooit ongekende duur
Mettertijd onbewoonbaar
heeft het je toch tot het leven
gebracht geprikkeld
tot in je diepste merg
Hier heb je gevoeld
en nagedacht
hoopvol en teleurgesteld
uitbundig en verkrampt
tot je de gang van zaken
vermoedde
en berustend werd rustig
om je voor te bereiden
op iets nieuws
Hier heb je een spoor
nagelaten
Je herinneringen waarin
de afrekening vervat zat
trachtte je vast te houden
om een beter mens te worden
Hier ben je nu vandaan gegaan
naar je eeuwige thuis
je eigenste bron
om weer tijd te kunnen inruilen ...
© Paul Van Dessel
Verloren stad
×Loeiende sirenes sporen de rottende riolen aan de verloren stad verder te ontbinden. Geviseerd worden de clandestiene klokken van de hoop om te worden verzameld en versmolten tot steriel metaal in verdoemde werkplaatsen van duistere bedrijvigheid.
Onmacht beukt en beukt en beukt
vergeefs, wars van de tijdsgeest,
tegen een mechanisch imperium
geregeerd door een onuitsprekelijk gif
wier dampen zich een opening wasemen
naar al wat ontluikt en hunkert
om het te benevelen,
te herleiden
tot een verlengstuk van zichzelf,
tot algemene glorie
van minachting in majeur.
Een langzaam opflakkerend adagio
begeleid door vogelgezangen
haalt het niet
van de onwrikbare toonzetting
die woekert in de gekeerde krachten
waarin de verstarring hoge tonen aanslaat,
waardoor alle leven barende noten
tot impotentie verstommen.
Stromen van zwakke wil
herhalen oneindig hun getijden
maar verzengen telkens
in het verdorven biotoop
dat geen vreemdheid duldt
en listige charmes verzint
die alras verzuren
en een triestheid branden
in het nog zo maagdelijke
muziekgebladerte van herrijzend
ultiem en teder verlangen.
In de achterhoede
zoeken voortvluchtige klokken
met niet aflatende ijver,
om de wonden te helen,
naar het wezen van het bestaan,
om het verdriet te bezweren.
Hun partij telt niet mee,
hun klankpatroon wordt
volgens de regels van de omkering
gesluierd door een verraderlijk dirigent
maar verdreven uit de partituur,
neen,
dat niet ...
© Paul Van Dessel